Alexander Kent - Vijand in zicht

(Alexander Kent = psudoniem voor Douglas Reeman)

Historische oorlogsroman

Fragment

. . . . .
Twee voeten kwamen met een luide plof op het dek terecht, en even dacht hij dat er een gewonde man van de ra's was gevallen.
Maar het was Gascoigne.
Bolitho was tot op dit moment de jeugdige adelborst helemaal vergeten.

'Zo, jongeman, waarom ben jij van de mars omlaag gekomen?' 

Het was een stomme vraag, maar het gaf hem een paar extraseconden om na te denken en tot een besluit te komen.

Gascoigne wreef zich in zijn pijnlijke handen. 

'Niemand hoorde me, meneer.' 

Hij maakte een armzwaai naar de riviermonding.
Voorbij de zandbanken en de restanten van mistflarden zag Bolitho de donkere contouren van land en de eens zo drukke waterweg naar Bordeaux.

'Masten, meneer!' flapte Gascoigne eruit.
'De mist hing daar zo dik dat ik niet al te veel kon zien, maar er zijn daar masten en heel wat ook!' 

Hij bedwong zijn opgewondenheid en bloosde.

'Drie of vier schepen, meneer, en ze komen onze kant op!'

Bolitho zag het gezicht van Inch achter de schouder van de jongen. 

'Nu weten we wat ons te doen staat, meneer Inch!' 

Hij liep naar de reling en wees naar luitenant Stepkyne. 

'Ga ieder kanon langs.
Ik wil dat elke kogel doel treft!' 

Hij keek onbewogen naar het langzaam voortglijdende fregat.
Achter haar lagen zandbanken, en de Hyperion lag ongeveer in het midden van de voornaamste vaargeul. 

'Ik wil haar tot zinken brengen waar ze nú ligt, meneer Stepkyne.' 

Hij zette zijn steek af en vertrok geen spier toen een musketkogel een negenponder trof en jankend voortjoeg over de kampanje.

Stepkyne liep naar het eerste kanon.
Een adelborst stond bij het hoofdluik gereed om het bevel aan de benedenbatterij door te geven, zodat elk kanon voor het beslissende salvo een tweelingschot zou hebben.

'Vuur!'

Bolitho wendde zijn blik af toen de bezaan van het fregat in een wirwar van versplinterd rondhout en want omlaagkwam.

'Vuur!' 

Een groot deel van het eerste tussendek wolkte op in splinters, te midden waarvan lijken en stervende mannen rondvlogen als bloedige lappenpoppen.

Tussen ieder paar meedogenloze explosies hoorde hij mannen krijsen en jammeren, alsof het schip zelf om genade smeekte.
Hij greep de reling vast, met al zijn wilskracht het fregat tot zinken dwingend zodat er aan deze slachtpartij een einde kwam.

'Vuur!'
. . . . .