Leopold Vermeiren - De Rode Rider en de blauwe diamant
Jeugd
Fragment
. . . . .
- Genade... smeekte de jonge man fluisterend.
De rode ridder had
reeds een touw rond de armen van de Griek geslagen.
- Jou zal geen kwaad
geschieden, als je maar stil blijft, sprak ridder Rond.
- Laat hem maar vrij,
meester, het is mijn vriend.
De rode ridder begreep er niets van.
- Straks mag hij
vrij.
Nu wil ik geen enkel risico lopen, antwoordde rode ridder gejaagd.
- Snel,
al die ketenen los.
Geen tijd te verliezen.
- Waar zijn ze vast?
- De sleutel zit onder de zitbank, wees Navalos.
Alles verliep verder
in een versneld tempo.
Het slot werd losgedraaid en de ketens werden
doorgeschoven van de ene roeislaaf naar de andere.
Het moest zo stil en zo
voorzichtig mogelijk gebeuren.
- Dank u, meester, sprak Dirk, toen zijn polsen en zijn benen vrij waren.
- Sst... Dirk...
Kunnen
we er langs boven uit?
- Dat kan, meester.
Maar dan zullen we zeker door de bemanning worden opgemerkt en zullen wij er
moeten voor vechten.
- Dat doen we wel,
als het niet anders kan.
Maar het ware veel beter indien we onopgemerkt dit
schip konden verlaten.
- Er is een middel.
Ik heb gezien dat er een luik in de wand van het schip is, vooraan, juist naast
de plaats van de roeileider, sprak Dirk.
- Het is ongeveer een meter boven de
waterlijn.
Als we dat luik open krijgen kunnen we langs daar ontsnappen.
- Geen slecht idee,
Dirk!
Rond?!
- Ja, meester.
- Zorg met Dirk dat
dit luik open komt.
Ik ga de bootjes halen en breng ze tegen het schip, vlak
bij het luik.
Het inschepen moet stil en vlug gaan.
Verwittig allen.
- Ja, meester.
Johan trok zich
langs de trap in de hoogte en verdween in de nacht.
Hij schoof als de wind over
het dek zonder enig gerucht te verwekken.
Hij was slechts een vluchtige schaduw
in de donkere nacht.
Enkele minuten later meerden de twee sloepen zich tegen de
romp, ter hoogte van het luik. Johan klopte zacht.
Het luik viel open.
Dat
maakte even een akelig lawaai in de nacht.
Men wachtte gespannen, maar boven
hun hoofden kwam er geen leven.
De Grieken waren blijkbaar erg gerust dat er
geen kwaad kon geschieden.
Het luik was
opengevallen op de rand van de dichtstbijzijnde sloep.
Terwijl Johan zorgde
voor het evenwicht stapte Dirk het eerst in.
De anderen volgden.
Het ging allemaal
met een minimum aan gerucht.
De oud-zeerovers waren warempel nog niet vergeten
hoe ze stil en geruisloos van de ene boot in de andere moesten overstappen!
Men telde in zijn
geheel zesenveertig man.
In de eerste sloep werden er zesentwintig geborgen.
De
tweede sloep, die een beetje kleiner was, moest de overigen een plaatsje geven.
Toen iedereen ingestapt was, de roeileider en Navalos had men
voorzichtigheidshalve ook meegenomen, werd het luik zo zacht mogelijk gesloten.
Dirk kreeg het bevel over de tweede boot.
Hij moest de
andere volgen.
Dat was op zichzelf niet zo een moeilijke opdracht.
De eerste tientallen
meter werden zeer behoedzaam afgelegd.
De roeiriemen liet men om zo te zeggen
in het water zinken om toch maar geen gerucht te maken.
Die eerste meter
vroegen dan ook kostbare tijd, maar daar was nu eenmaal niets aan te doen.
Maar
eens buiten de gevaarlijke zone werden de riemen duchtig aangesproken en
vorderde men heel wat sneller.
- Het gevaarlijkste is achter de rug, mompelde Rond.
- Hum, dat weet ik nog niet, antwoordde de rode ridder raadselachtig.
- Hoe zo?
- We moeten toch nog dat schip met voorraden bemachtigen!
- Wat?
. . . . .