Catharina Alberdingk-Thijm - Kroonprinses

Roman uit 1903

Fragment:

(. . .)
Met iets als verstomming vernam het volk van Woudland hetgeen de bladen als een vreugdemare verkondigden: het tweede huwelijk van den troonopvolger.

Was prinses Vasthi dan nu reeds vergeten? vroeg de menigte zich af, hare herinnering leefde nog in de harten voort, men weigerde haar schuldig te gelooven; het moest alles leugen zijn, wat men den menschen omtrent haar had willen wijsmaken, zij was niet vrijwillig vertrokken; men had haar aan het hof een langer verblijf in het land onmogelijk gemaakt en haar toen beklad om haar heengaan te verklaren. 

Het eenige wat men niet begrepen had, was de houding van den kroonprins geweest.
Hij scheen toch altijd aan haar te hechten, nooit had men hem van ontrouw kunnen beschuldigen.

Maar nu hij andermaal in het huwelijk trad, veranderde de publieke meening ten zijnen opzichte geheel.
Het leed voor niemand onder de mindere klasse twijfel meer, of hij had die prinses van Heerburg al lang in stilte bemind.
Om harentwil alleen was de geliefde kroonprinses uit hun midden verjaagd geworden.
De ondeugd zegevierde en was er hen des te afschuwelijker om, nu zij zulk een schijnheilig masker had gedragen.
Maar zij zouden het toonen ook, dat zij zich niet verschalken lieten, dat hun hart bleef hangen aan de arme vrouw, die met haar zuigeling in ballingschap rondzwief. 

Terwijl in de rijke buurten alles in feestgewaad prijkte, waren de nederige wijken met geen enkele vlag getooid. Alles bleef doodstil op den doortocht van het koningspaar, tegen de prins werden de vuisten gebald en hier en daar hoorde hij: 'Leve prinses Vasthi!' roepen.
(. . .)