Dorinde van Oort - De eerste steen

Roman

Meneer Oosterhuis begaat een misstap en wordt gearresteerd.
Gezien vanuit een van zijn leerlingen.
Haar vader is voorzitter van de oudercommissie.

Fragment:

. . . . .
"Ontucht.
De schok in het dorp moet enorm zijn geweest.
Het was in het holst van de jaren vijftig.
Ontucht, kindermishandeling, incest; het waren woorden die nauwelijks werden gefluisterd; die begrippen dekten die niemand kon bevatten.
Wij, kinderen, zullen niet de enigen zijn geweest die niet wisten wat je je er precies bij moest voorstellen.

Maar plaats in de gevangenissen was er in die jaren genoeg. 
Mijnheer Oosterhuis heeft drie jaar gekregen. 
Na tweeëneenhalf jaar is hij vrijgelaten wegens goed gedrag. 
Naar het schijnt is hij toen in het stadje D. een lampenzaak begonnen.

Het kan niet lang na zijn vrijlating zijn geweest dat we hem daar tegenkwamen.

We waren voor inkopen in de stad.
Lieske zag hem het eerst.
Ze stootte me aan en wees.
Een wasbleke, broodmagere man - geen schaduw van zijn vroegere fiere verschijning - sloop aan de overkant langs het trottoir.
Hij was vergezeld van een uitgemergelde blonde vrouw die haar hoofd gegeneerd had afgewend.

We hebben geroepen, Lieske en ik.
We riepen, uit één mond
"Mijnheer Oosterhuis!"

Hij bleef staan om ons aan te kijken.
Zijn blauwe ogen schitterden vochtig en zijn onderkaak bewoog.

`Dag, jongens; zei hij.

Onze ouders waren doorgelopen.

Nog zie ik mijn vaders geërgerd geheven profiel; nog hoor ik mijn moeders hakjes klakken."   . . . . .