Leopold Vermeiren - De zwarte spin

Jeugd

Fragment

(. . .)
Niet ver van de hoek stond een man met een stok in de hand voor een hoop bruine zakken, die hij voorzichtig, een voor een, opzij trok.
De mensen op de eerste rij bleven op een eerbiedige afstand maar keken zeer aandachtig toe. Ze waren alles behalve stil.
Wilde, ophitsende kreten waren niet uit de lucht.

'Hee, wat is hier gaande?' vroeg de Eenarmige nieuwsgierig aan de omstanders.
Men vond nauwelijks de tijd om te antwoorden.

'Er zit een diara onder die zakken.'

'Ja, ik zag ze vluchten en zich verbergen.'

'Een diara?
Wat is dat?' vroeg Huib.

'Een grote zwarte spin heer.
Ze is giftig.'

'Ze is erg giftig.
Haar beet is dodelijk.'

'En wat wil die man dan?' vroeg de Eenarmige.

'Hij wil ze doden, heer.'

'Ben Hiri mag ze doden, heer.
Hij heeft ze het eerst gezien.'

'Een diara?
Daar heb ik nooit van gehoord,' mompelde Huib van Kinschote.

'Het is een zeer giftige spin, heer.
Haar beet is dodelijk,' zei nu ook een andere man.

Het was of de Eenarmige plotseling een ingeving kreeg.

'O...' zei hij ongewild luid, '...een dodende spin?!
Haha!'

De uitroep van de Eenarmige klonk zo vreemd dat de man, die hem het laatst toegesproken had, verbaasd opkeek.

'Wat scheelt er, heer?' vroeg hij.

Die vraag hoorde Huib niet eens.
Zijn gedachten waren met heel andere zaken bezig.
(. . .)