Wim Gijsen - Iskander de dromendief

Science fiction

Fragment

. . . . .
In de herberg gekomen riep hij onmiddellijk Okke bij zich en vertelde hem zoveel hij durfde. Die toonde zich nauwelijks verrast en aanvaardde de nieuwe situatie met een duldzame gelatenheid.

'Het was ook te mooi om waar te zijn,' zei hij laconiek, 'een hele winter goed geborgen, geen harde arbeid.
Eten en een bed.
Van tijd tot tijd wolfjesbitter als het de meester goed gaat.
Ik zal maar gaan pakken.'

'Pakken?
Hoe kom je daarbij?'

Okke legde het omstandig uit.

'U bent toch niet van plan nog eens een doodswond op te lopen in andermans dromen, of wel?
Wat zou er van u - en met permissie van mij - terecht moeten komen?
En u vertelt weliswaar maar een deel van het hele verhaal, dat vind ik best en dat begrijp ik ook wel, maar Okke kan wel ruiken dat er meer achter zit.
Die priesteressen zijn gevaarlijk vrouwvolk, we hebben onze neus in een heel verkeerd nest gestoken en nu zit er weinig anders op dan te maken dat we wegkomen.'

'Geen sprake van,' antwoordde Iskander met een beslistheid die hij zelf helemaal niet zo voelde.
'Ik vind er wel iets op.
Ik ben magiër, tenslotte!'

'Denkt u toch eerst even na,' zei Okke, even vastberaden als zijn meester.
'Wie vechtende honden wil scheiden, loopt de kans van twee kanten gebeten te worden.
Dit karwei is niets voor u.'

'Niets voor jou, zul je waarschijnlijk bedoelen,' zei Iskander scherp.

'Luister meester,' smeekte Okke bijna, 'ik heb mijn oor in de herbergen te luisteren gelegd.
Er broeit iets.
De wachten aan de poort zijn verdubbeld.
Het schip uit Albe ligt aan de ketting. 

Het is maar de vraag hoe lang de Hoge Andrine hier nog een geëerde gaste is.' 
. . . . .