F. Bernard - Van Batavia naar Atjeh, dwars door Sumatra

Diversen / Reizen

Fragment

( . . . )
"Ik kom zoo juist na het gewone zware middag-maal uit het hôtel.
De straten zijn ledig.
De copieuse rijsttafel maakt de Europeanen suf; ieder gaat slapen of rusten in de ruime slaapkamers met een minimum van kleeding.
De Maleiers zelf zoeken ook de schaduw en spelen of babbelen, neergehurkt aan den voet der boomen of op de steenen der verlaten galerijen.

Een dos-à-dos, het ongemakkelijke, javaansche rijtuigje, voert mij zachtjes aan door de lanen.
Hier is het Koningsplein; de groote grasvlakte breidt haar groen tapijt uit tot aan de lijn van mooie boomen vóór en rondom het Museum.
De huizen zijn in 't groen verscholen; men ziet maar nauwelijks hier en daar een stukje witten muur of een groot, ingedeukt dak.
Zelfs de winkels verbergen bescheiden hun uitstallingen in tuinen aan den weg.

Boven op een begroeiden heuvel ziet men de citadel van prins Frederik met de oude wallen en de steenen bijgebouwen, verscholen weer als een kostbaar sieraad in een étui van groen fluweel.
De Tji Liwong slaat er een band omheen van rood oker.
Dat riviertje, waarin kokospalmen, zich vooroverbuigend, spiegelen en waar prachtige bamboezuilen naast oprijzen, is zeer ongelijk van stemming.
Wanneer de geweldige regens neerstorten op de flanken van den Salak en den Gedeh vullen plotseling de snelvlietende wateren de nauwe bedding. 

Oudtijds werden bij zoo'n aanval de benedenwijken van de stad met slijkerige golven overstroomd; maar thans is 't grillige riviertje beteugeld en tot rede gebracht; de sluis van pasar Baroe houdt 't niveau op behoorlijke hoogte; kanalen stellen de Tji Liwong bovendien met de Kali Baroe in gemeenschap en met de Krokot, en een wijde doorgang voert het heftig stroomende water rechtstreeks naar de zee.
( . . . )