Arnold Aletrino - Uit den dood en andere schetsen (1889)

DBNL (Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren)

Verhalen

Fragment:

(. . .)

Toen de studenten, die 't college in psychiatrie volgden, binnen kwamen, stond de professor geleund tegen den post van de deur die toegang gaf tot de vrouwen-afdeeling.
De deur stond open en 't stille gedruisch van de vrouwenzaal gleed zachtjes den donkeren college-kamer binnen, waar 't verdween in de schemering.

Door hooge vensters zonder gordijnen, viel een glanzende, gele zon van een Oktober-middag naar binnen, groote plekken licht teekenend op den grond, wit en scherp terug-glimmend naar boven.

De patiënten zaten in groepen verspreid om de lange tafels, 't grootste gedeelte rustig voortwerkend; sommige vrouwen zaten alleen, achterovergeleund tegen den witten muur, met een wezenlooze blik naar buiten kijkend, doelloos starend naar de verte, terwijl ze nu en dan met de oogen knipten, wanneer de wind de boomen in den tuin bewoog en een schitterend zonnelicht tusschen de boomtakken doorschoot en ze in 't gezicht scheen.

Een oude idiote, slordig in haar gasthuis-kleêren met haar paarsche jak open en den donkeren rok hoog opgetrokken, liep langzaam de zaal op en neêr, voortdurend mompelend en brommend, met een mummelende beweging van haar mond en een snelle verandering in de plooien van haar gezicht, dat rimpelig was en een pijnlijke uitdrukking had van treurige vroolijkheid.
Telkens wanneer zij een der ramen voorbij kwam, scheen 't licht in een helderen gloed over haar heen, verminderde terwijl zij voortging en viel weêr op haar bij 't volgend venster.
 En in gestadige afwisseling van helderheid en schemering liep ze voort, van 't eene einde der zaal naar 't andere, in regelmatigen, rechten gang, met de handen voor haar borst en de vingers met zenuwachtige beweging in elkaâr strengelend en weêr los makend.

(. . .)