Alexander Kent - Slaglinie bij Cozar
(Alexander Kent = pseudoniem van Douglas Reeman)
Historische oorlogsroman
Fragment
. . . . .
Vlaggeschip aan Hyperion', kapitein moet
onmiddellijk aan boord komen!'
Bolitho grauwde: 'Bevestig ontvangst!'
Hij keek naar zijn
pover dienstuniform.
Er was echter geen tijd meer om een ander aan te trekken.
Iedere admiraal die seinde 'onmiddellijk' meende 'zonder verwijl', zo niet
eerder.
'Commandeer mijn sloep op!'
Terwijl de zes andere schepen naderden, draaide de Hyperion
nogmaals in de wind.
De zeilen donderden alsof ze protesteerden, alle wanten en
stagen trilden en huilden.
Het geluid dat ontstond leek op dat van
honderden muziekinstrumenten die ontstemd waren.
De sloep was al buiten boord en toen Bolitho zijn zwaard van
een angstige Gimmlett in ontvangst nam, schreeuwde Allday: 'Neerlaten!'
Op
het moment dat Bolitho bij de ingang aankwam, dobberde de sloep al naast
het schip. Het was net of de witte roeispanen van gepolijst been waren gemaakt.
Bolitho stapte bijna mis, maar toen de sloep hevig schommelend de zware flank van de Hyperion raakte, sprong hij, biddend dat zijn berekening goed was geweest.
Allday riep met luide stem: 'Spanen uit! Allen in actie!'
Daarop gooide hij met kracht de roerpen om en toen Bolitho weer wat op adem was gekomen, lag de Hyperion al ver achter hem.
Het schip wendde weer, om in de buurt van het vlaggeschip te
blijven.
Bolitho kon een gevoel van trots niet onderdrukken toen hij zag dat de
zeilen bol gingen staan en de manoeuvre een wolk van waterdruppels deed
ontstaan.
Hij was nu twaalf dagen aan boord van dat schip geweest, maar
kon zich nauwelijks meer herinneren wat er voor die tijd was gebeurd.
Zodra Bolitho de niet ongevaarlijke klimpartij van zijn
sloep naar de opgang van het vlaggeschip had volbracht, werd hij door de
kapitein ontvangen.
Na een uiterst korte begroeting werd hij naar de grote
kajuit in de voorsteven geleid.
De kwartieren van Bolitho op de
Hyperion mochten dan groot zijn, die van admiraal Hood waren in ieder
geval nog veel ruimer.
. . . . .