
Karin Peters - Schakel tussen twee werelden
Roman / Omnibus
De omnibus 'Schakel tussen twee werelden' bevat de volgende boeken:
1. Twee werelden vinden elkaar
Het is avond op een van de Amsterdamse grachten.
Er valt een
druilerige regen en de bomen staan als schimmen te dromen in het vale licht.
Als ware de benauwende stilte verstorend, vindt er plotseling een tragisch
gebeuren plaats.
Een jonge vrouw, die ten einde raad is, wil een einde maken
aan haar wanhoop.
Het is Wendela, die als meisje vier jaar geleden van het
vertrouwde huis op het platteland wegliep, om hier in Amsterdam, waar veel
straalt van valse pracht en praal, haar eigen weg te zoeken.
Haar daad, die,
als met dit boek leest, te begrijpen is, maakt ondanks haar redding toch een
einde aan het leven waarin zij zich steeds verder voelde afzakken.
Een man, een
jonge intellectueel, springt haar na en hij is degene uit een andere wereld,
die Wendela tot een nieuw leven roept.
2. De zwakste schakel
Fragment :
( . . . )
Even later beklommen ze zwijgend de vrij steile duinhelling.
Rob voorop zonder dat hij naar haar of het kind omkeek.
"Ik ben moe," zei Sander een beetje zeurderig.
"We zijn er zo,"
probeerde ze opgewekt.
Het was ook een hele klim voor zo'n ventje.
Hij zag
vuurrood van inspanning.
Ze gingen slechts tot halverwege naar beneden.
Daar
was een beschut plekje in de duinen, waar ze al vaker waren geweest.
Christine
spreidde de meegebrachte plaid uit, die Rob onmiddellijk voor driekwart in
beslag nam, door er schuin op te gaan liggen, de ogen gesloten.
Ook Sander liet
zich languit vallen.
Christine zakte naast het kind neer en streelde hem door
het haar, dat tegen zijn hoofd plakte.
Hij liet langzaam het zand tussen zijn
vingers door glijden.
"Wat zal ik eens gaan doen?" vroeg hij lusteloos.
"Ga van het duin
rennen," zei Rob vrij scherp,
"en blijf dan beneden spelen, zodat ik met je
moeder kan praten."
"Nee, dat wil ik
niet.
Ik wil niet alleen.
Ik ben moe."
"Ik ben moe...
Jongetjes zijn nooit moe.
Alleen jij."
Ze zag dat Sanders lip begon te trillen, meer door de snerende toon, dan door hetgeen hij zei.
"Hij is pas vier jaar, Rob," zei ze zacht.
"Vier jaar en een
moederjochie."
En tot Sander: "Waarom ben je niet wat flinker?
Ik zie je nooit
in de straat spelen.
Altijd binnen bij je mama.
Denk je dat ze het leuk vindt,
altijd zo'n klein kind om zich heen?"
"Ja, dat vindt ze
wel.
Jij . . . jij bent een rot papa.
Een rotpapa . . ."
Rob vloog overeind
en op hetzelfde moment had het kind al een klap te pakken.
Christine rukte aan
zijn arm.
"Rob, laat dat!
Het is je eigen schuld; je treitert hem opzettelijk."
Hij draaide zich
naar haar om.
"Wilde jij ook een opduvel.
Of iets anders . . .?"
Ze deinsde achteruit voor zijn blik.
"Hé, je lijkt wel bang.
Waar heb ik dat nu weer aan verdiend.
Dat is weleens anders geweest, niet
Chrissy?
Ben je me een beetje ontwend?"
Hij sloeg zijn
armen om haar heen en probeerde haar te kussen.
Ze wrong zich echter los.
"Niet
waar het kind bij is."
"Nu, daar zal hij
niets van krijgen."
( . . . )