Alexander Kent - Onder commando van Luitenant ter zee Bolitho
(Alexander Kent = pseudoniem van Douglas Reeman)
Historische oorlogsroman
Fragment
. . . . .
Een gezicht met een baard werd tussen de anderen zichtbaar
en Bolitho voelde zijn ponjaard met de klank van staal tegen de sabel van
de man afschampen, terwijl ze pareerden en ruimte zochten om te vechten.
Rondom hen wankelden en waggelden gestalten, als waanzinnige dronkelappen
met vuurslaande kortelassen, hun stemmen verwrongen en wild van haat en angst.
Bolitho dook weg, houwde langs de ribbekast van de man en bracht, toen hij vrij sprong naar voren, zijn ponjaard zo krachtig in diens hals omlaag dat het zijn pols verdoofde.
Niettemin werden ze in de richting van het voorschip
teruggedrongen.
Ergens, misschien wel honderd mijl weg, hoorde Bolitho een
kanonschot en het schoot door zijn verwrongen geest heen dat er een ander
schip in de buurt moest zijn dat te hulp wilde schieten.
Zijn schoenen gleden uit in een plas bloed en een stervende
matroos, vertrapt en onder de voet gelopen door de vechtende, hakkende
massa boven hem, greep Bolitho's enkel vast. Een andere man schreeuwde en
viel uit het want, gedood door de kogel van een musket vóór hij het dek
raakte.
Meegesleept door de wanhopig vechtende mannen, leek die dode zich
nog aan het leven vast te klampen, alsof hij een dronken danser was.
Bolitho zag een paar witte benen tegen de verschansing
aangeperst en wist dat het Quinn was.
Deze werd door twee man tegelijk
aangevallen, maar nadat Bolitho een van hen op de schouder had geslagen, en hem
schreeuwend opzij had gesleept, stokte Quinns adem en viel hij op zijn
knieën, zijn sabel verdwenen en beide handen tegen zijn borst aangeklemd.
Zijn aanvaller was zo in beslag genomen door de wilde
wellust van het gevecht, dat hij Bolitho niet scheen te zien.
Hij stond
over de luitenant ter zee heengebogen en bracht zijn arm naar achteren om
hem af te maken.
Bolitho greep hem bij de mouw en draaide hem rond,
daarbij het moment dat de man toesloeg gebruikend om hem uit evenwicht te
brengen.
Toen sloeg hij met de stootplaat van zijn ponjaard op het gezicht
van de man in, waarbij de pijn weer als een open wond door zijn pols
heen sloeg.
De man kwam weer overeind en scheen tanden uit te spugen terwijl hij zich op een nieuwe aanval voorbereidde.
Toen bleef hij ineens stokstijf staan, zijn ogen als witte
steentjes in de schemering opgloeiend, terwijl hij langzaam rondzwaaide en op
het dek viel.
Balleine stormde voorwaarts en trok zijn enterbijl uit de rug van
de man, zoals hij dat uit een hakblok zou doen.
. . . . .