John Bloodstone - Het land achter de koepel
Science fiction
Fragment
. . . . .
"Als wij nog meer van die meteoorregen krijgen, zullen wij
het moeten opgeven en terugkeren," zei Daren, terwijl hij verstoord naar het
radarscherm keek.
"Aan welke maximum grootte kan de romp weerstand bieden?"
Dit zei doctor John Deegan de zevenendertig jarige astrofysicus, wereldberoemd
niettegenstaande zijn jeugdige leeftijd.
Een bezadigde, onverstoorbare man en
betrouwbaar geleerde, juist het type om best te weerstaan aan de spanning van
de verantwoordelijkheid, de ongekende gevaren en de afzondering in een kleine
ruimte van een luchtschip dat meer dan duizend dollar per pond gewicht kost.
Hij zat in zijn kooi nu, gebogen over een opklapbare schrijftafel, talrijke
aantekeningen te maken.
"Ik zou zeggen een centimeter," zei Ray Gilbert.
De
dagbladen op aarde noemden hem op dit ogenblik de jonge doctor Raymond Gilbert,
natuurkundige, raketspecialist en ballistisch expert, opgewekt, bekwaam en
bij-de-hand, met gedachten zo vast als een gyroskoop.
"Gemiddelde snelheid is
genoeg om elke meteoor boven die maat voldoende massa te geven om de romp te
doorboren."
"Okay!" zei Deegan.
"Nu, wat is gemiddelde snelheid?"
"Ongeveer de omloopsnelheid der aarde," antwoordde Dr Daren.
"Ongeveer achttien mijlen per seconde.
De meeste vliegen natuurlijk in de
richting van de zon en wij reizen naar de nieuwe maan.
Dat maakt dat ze
grotendeels achter ons aankomen.
Met onze snelheid van ongeveer tien mijl per seconde, hebben
ze nog een gemiddelde massa-snelheid van acht mijl per seconde.
Ik wou dat wij
op de maan konden blijven tot wanneer ze vol is, dan zouden wij op de terugreis
dezelfde voordelen hebben.
Daar wij echter maar tweeënzeventig uur mogen
verblijven, zullen wij het hemels geschut moeten tegemoet vliegen en dan zal de
gemiddelde massa-snelheid tegen de romp ongeveer achtentwintig mijl bedragen.
De minimum grootte moet hierdoor verminderen en het gevaar doorboord te worden
vergroten.
Om het vlakaf te zeggen, jongens, wij hebben maar weinig kans op een
gelukkige terugreis.
. . . . .