Edward Multon - Dodentrein
Thriller
Fragment
. . . . . . . . . .
Het geluid, dat hij voortbracht, was al het janken van een
hond . . .
Hij zag haar en kon haar niet bereiken.
Ze lag bewegingsloos
op de takken, die haar lichaam hadden opgevangen, toen het uit de
wagen werd geslingerd.
Hij wist niet of ze leefde of dood was.
Maar onder haar was
de diepte!
Als de struiken het niet uithielden, zou ze wegglijden en omlaag storten.
De wilde hoop, die
eerst in zijn hart was gekomen, doofde weer.
Zijn vindingrijke brein stond voor een muur.
Radeloos keek
hij om zich heen.
Hij kon geen hulp halen.
Aan de andere zijde lag
de truck met zijn dode bestuurder.
De truck!
Een gedachte flitste
door zijn hersenen.
Hij begon te rennen.
Klauterend over rotsblokken, hijgend van de inspanning, bereikte hij de plaats waar de vrachtwagen
tussen de pijnbomen was blijven steken.
De wagen lag op de zijkant.
De
cabine was platgedrukt en hij zag een schoen en een been tussen de
onderkant van de wagen.
Hij had geen
belangstelling voor de rest van het lichaamsdeel.
Koortsachtig doorzocht hij de wrakstukken - balken en lege
kisten.
Met inspanning van al zijn krachten wist hij de kast onder
de laadbak open te krijgen.
Niets!
Toen wierp hij zich op de cabine.
Opeens slaakte hij een gesmoorde kreet van vreugde.
Zijn handen
kregen een stuk metaal te pakken.
Het was een haak.
En aan die haak zat
een sleepkabel vast.
Hij begon zinloos te
rukken.
Twee meter kreeg hij los; de rest bleef tergend steken.
Naar adem snakkend trachtte hij zijn
gedachten te ordenen.
De kabel zat ergens klem!
Waar?
Hij rukte het
verbogen dak van de cabine weg met zo'n kracht, dat hij met een stuk plaatijzer in zijn handen achterover stortte.
Op zijn knieën kroop hij in de schemerige ruimte; hij voelde een lichaam en
het verbogen stuurwiel.
Lager gingen zijn tastende handen, tot
de zitbank of de plaats, waar ze was geweest.
Hij gromde toen hij
opnieuw de kabel voelde.
Ditmaal kwam er beweging in.
De staaldraad
vasthoudend schoof hij achteruit, thans in tegenovergestelde richting
als hij eerst had getrokken.
Het lukte.
Wild van voldoening trok
hij de haak terug en haalde het andere einde naar zich toe.
Zijn
handen waren besmeurd met bloed.
Dat van hemzelf of van het lijk in
de cabine?
Wankelend keerde hij
met de staaldraad terug naar de rand van de kloof.
De gele vlek was niet van plaats veranderd.
Of lag ze
nu enigszins anders dan zo-even?
Haastig maakte hij de
haak vast aan een dikke boomtak en rolde de terugverende kabel uit.
Zijn gewicht trok hem
weer strak.
Hij haalde enige malen diep adem en liet zich over de rand zakken.
Langzaam daalde hij af . . .
Een onnatuurlijke
kalmte beheerste opnieuw iedere handeling van hem.
De 'beul' had zijn zelfbeheersing herwonnen.
Meter voor meter
naderde hij het lichaam op de struiken.
Hij zag haar gezicht, bleek en met gesloten ogen.
Hij zag elk detail
scherp als dat op een fotografische plaat.
Er was bloed op de gele
jersey . . . bloed op een been, dat slap neerhing . . . bloed in de blonde
haren.
Dan was hij naast
haar.
Aarzelend strekte hij een arm uit.
,,Betty," fluisterde
hij. "Ik ben bij je..."
Voorzichtig sloot
zijn linkerarm zich om haar taille.
Vaster werd de druk van zijn krachtige spieren, tot het slappe
lichaam zweefde en de struiken ritselend terugveerden in hun
oorspronkelijke stand . . .
. . . . . . . . . .