Leopold Vermeiren - De vuurtempel

Jeugd

Fragment:

( . . . )
Het liep stilaan tegen de avond.

'Zouden we niet terugkeren, meester?' stelde Dirk voor.
'De avond zal weldra vallen en we zijn nog een heel eind van huis.'

'Goed, Dirk. We keren terug.'

Maar juist op het ogenblik dat Johan zich omdraaide, kwam er een pijl in zijn richting aangevlogen.
De pijl kwam rakelings aan Johans rechterarm voorbij.

'Laat je vallen, Dirk!' 

Ogenblikkelijk liet de rode ridder zich vallen.
Dirk lag al even vlug naast zijn meester.
Ze keken in de richting waaruit de pijl gekomen was.
In de verte zagen ze een man haastig wegrennen.

'Daar!'

'Ja,' knikte Johan, 'ik zie hem ook.'

'Dat is zeker de dader, meester.
Zetten we hem na?'

'Blijf waar je bent, Dirk.
Ik zal het wel opknappen.'

'Maar...'

'Er kunnen meer schutters in de omgeving verborgen zitten, Dirk.
Jij moet uitkijken.'

'Ja, meester.'

Andere schutters?
Nee, dat bleek niet het geval te zijn.
Toen de rode ridder overeindwipte en het haastig op een lopen zette, de vluchter achterna, werd er niet meer op hem geschoten.

'Er gebeurt niets!
Zal ik volgen, meester?' riep Dirk.

'Ja, kom maar!'

Ze liepen nu samen verder, Johan voorop, Dirk een twintigtal meter achter hem.
De vluchter was op dit ogenblik door een laagte in het terrein aan het gezicht onttrokken.

Onze twee vrienden beklommen een heuvel.
Toen ze op de kam kwamen en naar beneden keken, was de vluchter nergens meer te bekennen.

'Waar kan hij gebleven zijn, meester?'

'Ik snap het niet, Dirk.
Zoveel voorsprong had hij niet meer.
Hij moet ergens in de buurt zitten.
Kom, we zoeken hem.'

'Wees maar voorzichtig, meester.'

'Geen nood, Dirk.
Is hij tamelijk ver van hier, dan kunnen zijn pijlen ons niet deren.
En zit hij vlak in de buurt, dan doet hij er goed aan zijn boog niet meer te gebruiken, als hij verstandig is, want wij zijn met tweeën.
Kom aan, maar elk een andere kant uit.'

Ze liepen nu op een twintigtal meter van elkaar behoedzaam verder, de ene links en de andere rechts.
En plotseling was het of de rode ridder iets had zien bewegen, ergens voor hem in de vlakte.
Hij liep die richting uit en zag in een kleine ondiepte de stenen rand van een oude waterput.

'Hee,' mompelde hij.
'Waarschijnlijk een van die waterputten om de schapen te drenken.
Ik geloof dat die kerel zich daar verborgen houdt.'

Johan floot als de steenuil en een weinig later kwam Dirk opdagen.

'Naar die put toe, Dirk,' fluisterde de rode ridder.
'Maar jij langs de achterkant.'

Ze liepen er gebogen heen.
Dirk wat sneller dan Johan omdat de jongen een grotere weg had af te leggen.
Toen Johan dicht genoeg genaderd was, bleef hij even staan, haalde diep adem en overbrugde dan met één sprong de laatste meters.

Hij keek haastig over de stenen rand . . .
( . . . )

Wij gebruiken cookies om onze website goed te laten functioneren en te beveiligen, en om je de best mogelijke gebruikerservaring te bieden.

Geavanceerde instellingen

Je kunt jouw cookievoorkeuren hier aanpassen. Schakel de volgende categorieën in of uit en sla de selectie op.

De essentiële cookies zijn essentieel voor de veilige en correcte werking van onze website en het registratieproces.
Functionele cookies onthouden jouw voorkeuren voor onze website en maken het mogelijk deze aan te passen.
Prestatiecookies controleren de prestaties van onze website.
Marketing cookies stellen ons in staat de prestaties van onze website te meten en te analyseren.