Jo Briels - De streling van de haai
Jeugd
Fragment
. . . Op het water dobberde een pak dat langzaam naar de oever toe dreef.
De golven speelden
ermee en sleurden het soms weer een heel eind de stroom op.
Iedereen keek
gespannen toe.
Armen strekten zich begerig uit.
Zo een pak kon een stuk
losgeslagen lading zijn dat een van de schepen op de stroom verloren had.
Ofwel
smokkelwaar... ofwel...
Om het even.
Ieder van de wachtende mannen had er zin in en
scheen vastbesloten het te veroveren.
Allen keken ze nu en dan met haatblikken
naar Jan en Dokus die ze als nieuwe kapers op de kust beschouwden.
Met de
handen in de zakken keek Jan lachend naar de kibbelende mannen.
- Kijk, Dokus.
Het
lijken mussen die wachten tot een paard voor ze een portie eten laat vallen.
- Die portie is al
gevallen, Jan, in de Schelde.
Maar ze willen niet delen.
Intussen was het pak heel dicht de oever genaderd.
- Nu gaan ze mekaar
in het water duwen, lachte Jan.
Minstens een van hen haalt een nat pak, let op
mijn woorden.
Een van de mannen boog zich voorover, de wetten van de zwaartekracht trotserend. Plotseling richtte hij zich terug op en riep:
- Het is een lijk!
Het lijk van een man! . . .