Leopold Vermeiren - De Rode Ridder in gevaar
Jeugd
Fragment
Ze zaten in de grote, ruime ridderzaal gezellig te praten,
graaf Van Houtsteke en enkele edelen.
Ook ridder Johan en zijn schildknaap
Koenraad bevonden zich onder hen.
In de ridderzaal was het heerlijk fris,
terwijl buiten de zomerhitte ongenadig heerste.
- Het zijn beroerde
tijden, sprak de graaf.
Nooit was er zoveel twist en tweedracht onder de edelen
als tegenwoordig.
- Dat is maar al te waar, beaamden de anderen.
- En meestal om kleinigheden
wordt er getwist, mengde de rode ridder zich in het gesprek. Indien de edelen
wat toegeeflijker waren voor elkaar, zou er veel onheil kunnen vermeden...
Hij
kon niet uitspreken.
De deur werd plots opengeworpen en een kleine man, geheel
in het zwart, stond bleek van schrik en ontzetting in de open deur.
De graaf sprong haastig op uit zijn zetel.
- Heer rentmeester!
Wat is er?
Wat gebeurt er?
- Heer graaf . . . het document . . .
- Wat?!
- Het geheime document werd uit de kluis gestolen!
- Maar dat is onmogelijk!
- Het slot van de
kluis werd opengebroken.
Ik heb het zo juist met eigen ogen gezien.
- Wanneer?
- Zo juist.
En het
kan nog niet lang gebeurd zijn.
Een uur geleden was de kluis nog onaangeroerd.
- Vlug!
Laat de
wachten de poorten sluiten!
Op hetzelfde ogenblik hoorde men op het burchtplein het haastige getrappel van een groepje paarden.
Johan keek het raam uit.
- Wie zijn dat?
vroeg hij achterdochtig.
Kijk eens hoe gehaast ze zijn!
- Sluit de poorten!
riep de graaf, geheel buiten zichzelf.
Zij zijn het!
- Kijk, ze willen vluchten!
Drie, vier edelen openden de ramen en enkele andere liepen haastig naar buiten.
- Sluit de poorten!
Sluit de poorten! riepen ze.
Maar het was te laat.
Daar reed de laatste ruiter van de groep in galop de burchtpoort door en de valbrug over . . .