Leopold Vermeiren - De Rode Ridder in de brandende toren
Jeugd
Fragment
Ben Korred zat op de grond in een houten barak.
Neen, hij
kon niet zeggen dat de kruisvaarders hem niet als een heer behandelden, al was
hij dan ook hun gevangene.
Hij had bij zijn aankomst in het kamp een lekkere
brok vlees en een stuk brood gekregen.
En zijn handen waren niet meer gebonden.
Maar veel kon dit
laatste hem niet helpen, want hij had al opgemerkt dat de houten loods de naam
van gevangenis waardig droeg.
Het venster was langs buiten met zware spijkers
dichtgeslagen en voor de gesloten deur stond een schildwacht, die zich geen
stap van de loods verwijderde.
En toch koesterde Ben Korred de zoete hoop uit
het kamp van de kruisvaarders te kunnen ontsnappen.
- Hier zie, dat is het middel, grinnikte hij.
Hij liet zijn hand
tussen de plooien van zijn wijde mantel glijden en haalde een kunstig versierde
fles te voorschijn.
Dat was het enige voorwerp dat hij nog bezat.
Al zijn
andere bezittingen: goudstukken, ringen, messen, gordel en zo verder had men
hem bij het binnenkomen van het kamp ontnomen.
Alleen die fles, in een plooi
van zijn mantel verborgen, had men als bij wonder niet gevonden.
Hij ontkurkte de
fles en nam er een paar slokjes van.
Die kostbare likeur smaakte heerlijk en
prikkelde zijn tong, keel en verhemelte.
Ze monterde hem op en maakte hem
overmoedig.
Nog een slokje.
O...o...
dat bracht hem op een idee!
Hij keek door het smalle kijkvenstertje naar de schildwacht.
- Hallo, fluisterde hij door de kier van de deur.
De schildwacht draaide zich om.
- Wel... Wat verlang je, Ben Korred?
- Niets.
Ik wil je
alleen maar even laten proeven van het lekkerste vocht dat er ooit op de aarde
gestookt werd.
De schildwacht lachte ongelovig.
- Waar is die drank?
- Hier, in deze kleine fles.
De schildwacht opende het kleine venstertje in de deur.
- Geef hier die fles.
- Maar...
- Geef hier die fles, zeg ik.
Ben Korred reikte ze
de schildwacht over.
Ben Korred, de Machtige, had ditmaal geluk.
Hij trof juist
een schildwacht die graag een lekker slokje lustte.
Dat stond zeer duidelijk op
diens aangezicht te lezen.
De wachter ontkurkte de fles, bracht ze bij de neus
en haalde als een echte kenner voorzichtig adem.
Zijn aangezicht klaarde er
helemaal van op.
- Hummm, smakte hij.
Wat ruikt dat goedje lekker!
Meteen wilde hij de fles aan de mond zetten, maar
eensklaps bedacht hij zich.
Hij bekeek Ben Korred met een wantrouwende blik.
- Halt, kerel, je
zult er zelf eerst eens moeten van drinken, ik betrouw dat zaakje niet.
Ik heb
al veel te veel van vergiftiging in jouw wereld horen spreken, en mijn leven
ben ik nog niet beu.
- Je betrouwt mij niet?
- O... jawel, jawel,
ik betrouw iedereen.
Maar drink er zelf toch maar eens eerst van.
- Graag, zeer graag,
antwoordde de Machtige.
Hij nam de fles terug aan en dronk een zware teug.
- Nu jij, man, prosit! lachte hij.
De schildwacht nam de fles gretig aan en zette ze aan de mond.
- Hum, wat een
heerlijk goedje, prees hij.
Zo iets heb ik nog nooit geproefd.
- Ik kan je er meer
van bezorgen, probeerde Ben Korred voorzichtig.
Ook een hele boel goud en
juwelen.
- Wat zeg je daar? vroeg de schildwacht en nam nog een slok.
- Drank en nog eens
drank.
En meer goud en juwelen dan je ooit bij elkaar hebt gezien!
Weer deed de wachter
een slok.
Toen vroeg hij:
- En... wat moet ik daarvoor doen?
- Wel, niet veel.
De
deur twee minuten op een kier laten staan en een even lange tijd van diezelfde
deur weggaan.
- Zozo...
De
schildwacht klokte weer eens aan de fles.
Hm... lekker.
En... hoe krijg ik mijn
goud en mijn drank?
- Kom volgende
morgen naar de IJzeren Brug.
Er zal een man over de brug rijden op een wit
paard gezeten met nog een wit paard zonder berijder er achteraan.
Die brengen je
wel waar je zijn moet.
Ploes, de
schildwacht, vroeg niet verder.
Hij zei voorlopig ook niets.
Hij dacht
waarschijnlijk na.
Hij nam nog een slok.
Wat kon het hem ten
slotte schelen dat die Ben Korred vrij was of niet?
Ben Korred was tenslotte
geen vijand.
Hij had niet tegen de kruisvaarders gevochten.
En... hij beloofde
een godendrank met daarbij een hoop goud en juwelen.
Dat was wat waard.
Vooral
die drank, wat was die lekker.
Ploes zou er waarschijnlijk een vat vol van
krijgen.
Hij zou er al zijn vrienden mee kunnen trakteren.
Die dag zou hij, de
arme Ploes, eens de man van de dag zijn.
- Wel?? vroeg Ben Korred gespannen.
- Hoe kan ik je geloven? vroeg Ploes.
- Ben Korred liegt
nooit, zei de gevangene overtuigend.
Mohammed, onze profeet, zou het me nooit
vergeven.
Hier zie, hier is mijn eigen zegelring als pand.
Het is een
familiestuk.
- Dank je.
Ploes bekeek de
ring.
Toen nam hij nog een slok.
- Wel?
- In orde.
Zie, de
deur is al los.
Doe het spoedig, ik zal nu even weggaan.
Ploes keek in het rond.
Het kamp lag in volle
duisternis.
Geen onraad.
Hij draaide voorzichtig het slot van de deur los en
wandelde dan traag rond de loods.
Toen hij terugkwam, was Ben Korred verdwenen.