
Leopold Vermeiren - De groene smaragd
Jeugd
Fragment
(. . .)
Sid Berna, de aanvoerder van de groep, knielde het eerst bij de gevallene neer.
'Hum...' gromde hij.
Een kleine man met een guitige snuit, die nog maar één oor had, kwam naderbij en vroeg:
'Is hij dood, meester?'
'Nee, Liba, hij ademt nog.'
'Bewusteloos?'
Sid Berna knikte.
'Ja, geheel buiten westen.'
'Maar goed ook, meester.'
Sid Berna keek op, verwonderd en verontwaardigd tezelfdertijd.
'Waarom?'
'Maar goed, meester.
Die kerel ziet er alles behalve geruststellend uit.'
Hiri, een lange magere slungel, was nu ook bij de gevallene neergeknield en had haastig de gordeltas van de rode ridder losgepeuterd.
Die viel open op de grond.
'Hee . . . goudstukken! . . .' juichte Hiri en zijn hand schoot naar beneden.
Maar op hetzelfde ogenblik kreeg hij de slag van een stuk hout op zijn pols.
(. . .)