
Karl Bruckner - De gouden farao
Geschiedenis
Meer dan drieduizend jaar rustte ongestoord in zijn gouden sarcofaag: Toet-ank-Amon, de farao van Egypte.
Meer dan drieduizend jaar . . .
De ontdekking van zijn graf - en de zich daarin bevindende
ongeschonden sarcofaag - in 1922 door Howard Carter, is een archeologische
vondst geweest van de eerste orde.
De wereld van die dagen hield de adem in.
Nooit eerder was iemand er in geslaagd een graf bloot te leggen dat al niet
door rovers was geplunderd, of een sarcofaag te vinden die niet leeg of ernstig
beschadigd was.
Carter's ontdekking in het Dal der Koningen op de westelijke
oever van de Nijl, maakte het voor het eerst mogelijk een beeld te krijgen van
de wijze waarop de farao's werden begraven.
Ongelooflijk was de rijkdom aan
goud en kostbaarheden die hun werd meegegeven.
Hoewel men al jaren in staat was
de hiërogliefen te lezen en men dus al veel wist van het leven in de oudheid,
moest dit nog altijd door vondsten worden bevestigd.
In 'De Gouden Farao' vertelt Karl Bruckner niet alleen over
deze ontdekking.
Hij laat ons ook getuigen zijn van alle gebeurtenissen die
hier aan voorafgingen: de graflegging van Toet-ank-Amon, nu drieduizend jaar
geleden; de misdadige pogingen van grafschenners om ook uit dit graf de
rijkdommen te stelen; de vondst van de steen van Rosetta tijdens Napoleons
opmars in Egypte, waardoor Champollion in staat was de hiërogliefen te
ontcijferen; om ten slotte met deze voorkennis de moeizame graafarbeid van uur
tot uur te volgen, die na jaren tot de onschatbare ontdekking leidde.
Karl Bruckner heeft aan ieder hoofdstuk opnieuw een spanning meegegeven als van een detective-verhaal, waardoor dit boek - naast zijn onmiskenbaar geschiedkundig belang - een pakkend jeugdboek is geworden, dat ook stellig menig oudere zal weten te boeien.