Edward Multon - De demon van Harlem
Detective
Fragment:
Na de verstikkende hitte van de dag kwam de avond als een
dampige sluier over Harlem-River aankruipen.
De lucht van de
gesmolten teer vermengde zich met de benzinedampen van voortjakkerende
auto's en de dagelijkse geuren van New-York's negerwijk, Harlem.
Agent nummer 1172 passeerde de hoek van de 125-ste straat en bleef even staan om een paar woorden met de sigarenwinkelier Frost te wisselen.
"Beroerd heet!" zei de donkerkleurige winkelier en grijnsde vriendschappelijk.
"Wat je zegt," antwoordde nummer 1172 spottend.
Hij draaide zich een halve slag om en terwijl hij dit deed,
sperden zijn ogen zich open in een blik van starre ontzetting.
"Grote
God!" hijgde hij.
Wat hij het éérst opmerkte . . . , de wild openzwaaiende deur van Hogan's eethuis of het geluid, kon agent Jim Adams zich later met geen mogelijkheid herinneren.
De knal van een revolverschot sloeg door de warme avondlucht
als een knetterende zweepslag!
Een ruit rinkelde op het
plaveisel aan scherven.
"Grote God!" herhaalde nummer 1172.
Gillend van angst ijlde een haveloze negerjongen naar de
andere kant van het trottoir.
Een tweede knal stopte hem echter in
zijn ren naar het leven en hij viel . . . !
De smak, waarmede het magere lichaam op het asfalt
neerklapte, bleef in agent Adams' herinnering hangen als iets
onwerkelijks, dat hem misselijk maakte.
Maar hij was de Wet!
En de Wet kan zich niet veroorloven aan menselijke ontroeringen toe te geven, wanneer er een misdaad wordt begaan!
Dat besef deed hem diep ademhalend tot zijn positieven
komen.
Hij maakte alarm en rende naar de overkant, tegelijkertijd zijn dienstrevolver uit de holster rukkend.
Het trillende geluid van het politiefluitje plantte zich
voort langs de huizen, terwijl nummer 1172 liep wat hij kon om de
deur van het eethuis te bereiken.
Het roerloze slachtoffer op het asfalt had zijn hulp niet
meer nodig, doch daarbinnen moest de moordenaar zijn!
Ergens in de windstille avond hing nog de kruitdamp.
Ze
prikkelde agent Adams' neusgaten, toen hij de deur van Hogan's "restaurant" opentrapte . . .
Tabakswalm en tumult
kwamen hem tegemoet.
"Help!" brulde een zware stem.
In een flits zag nummer 1172 de bezoekers over omvallende
stoelen en tafels springen om zich zinneloos van angst in veiligheid
te stellen voor iets, dat men plotseling niet meer kon
waarnemen, want op hetzelfde moment gingen de lichten uit!
( . . . )