Leopold Vermeiren - Dalas, de Reus
Jeugd
Fragment
. . . . .
Terwijl ik in die boom lag te loeren, schoten die verwenste Turken wel twintig
pijlen in de richting van de vensterbank.
Gelukkig konden ze onze vrienden niet
raken.'
'Dus om de pijlen te
vermijden liggen ze plat tegen de vensterbank aan,' redeneerde Sid Dalas.
'Op
dit ogenblik zijn ze dus nog betrekkelijk veilig.
Maar zodra de mohammedanen
een middel gevonden hebben om tot op de vensterbank te klimmen is het met hen
gedaan.'
'En dat middel
hebben ze reeds gevonden,' wees Sha.
'Kijk maar.'
Inderdaad, de sluwe Kaïd had er ondertussen
iets op gevonden.
Hij had aan zijn manschappen een lange niet te dikke boom
aangewezen.
Wel vijf mannen begonnen nu met hun kromzwaarden als gekken in de
boom te hakken en te kerven.
De bedoeling was duidelijk.
De boom moest zo vlug
mogelijk omgehakt worden om als ladder te dienen.
Met verenigde krachten zou
men hem tot bij de muur slepen en daar tegen zetten.
En dan was het spel
gespeeld.
Men zou langs de boom naar boven klimmen en de rode ridder en zijn
twee trawanten overmeesteren.
Dat zou hun niet moeilijk vallen, want met drieën
tegen vijftig was een te ongelijke strijd.
Kaïd verwachtte dan geen weerstand
meer.
. . . . .